Ik ben op een familiereünie, in een zaaltje achter een café. Voor de zekerheid besluit ik geen koffie te drinken, stel je voor dat ik moet plassen! Zou hier wel een invalidentoilet zijn waar ik met mijn rolstoel kan komen? Een neef gaat kijken en komt terug met het nieuws dat er een invalidentoilet is. Daarvoor moet ik de zaal uit, de volgende zaal door totdat ik bij het café kom. Daar rechtdoor naar de deur van de toiletruimtes en daarachter bevindt zich een invalidentoilet. “Lekker ruim joh!”, zegt mijn neef.
Dan komt het moment dat ik moet plassen. Ik vraag mijn zus met me mee te gaan, uit ervaring weet ik dat er vaak toch obstakels zijn die door lopende mensen niet opgemerkt worden. Bij het verlaten van de zaal moet ze de deur voor me open houden, want er zit zo’n dranger op waar ik met mijn handbewogen rolstoel niet doorheen kom. De deur naar de volgende feestzaal heeft net zo’n dranger. Ik haal opgelucht adem als blijkt dat er vanavond in deze zaal door niemand gefeest wordt. In mijn rolstoel voel ik me altijd zo’n attractie. Ook op de deur naar het café zit een dranger. Mijn zus lijkt inmiddels wel een portier.
Aangekomen bij de toiletruimtes, blijkt hier niet alleen een dranger op de deur te zitten, maar er is ook een drempeltje! Linksaf zijn de dames en herentoiletten, rechtdoor het invalidentoilet. De deur gaat naar buiten toe open. Ik moet dus achteruit, kom met mijn rug tegen de deur van de toiletruimtes aan. Ik rol weer de toiletruimte uit, de deur van het invalidentoilet en de deur met dranger worden open gehouden. In één keer rol ik het drempeltje over, het invalidentoilet in. Het is hier helemaal niet ‘lekker ruim’, ik kan er mijn rolstoel nauwelijks keren.
De terugweg voert me langs de rookruimte. Vol en nauwelijks groter dan het invalidentoilet.